Zijden kamerjassen zoals deze noemde men in de 19e eeuw negligéjaponnen. Dames droegen ze als informele huiskleding in de ochtend, tijdens het ontbijt en soms ook tijdens het wisselen van (na)middag- en avondkleding. Opvallend aan deze kamerjapon zijn de koordsluitingen en borduursels, die oosters aandoen. Dit kledingstuk komt uit Japan.
De exclusieve positie van Japan
Het Verre Oosten en de Oriënt zijn al sinds de 17e eeuw belangrijke inspiratiebronnen voor westerse mode. Nederland had een bijzondere positie. Het was het enige westerse land dat handel mocht drijven met het geïsoleerde Japan. Dit veranderde in 1854, toen Japan onder druk een handelsverdrag met de Verenigde Staten tekende. Later kwamen hier andere landen bij. Eindelijk opende het mysterieuze Japan zich voor westerlingen! Er ontstond een ware rage voor alles wat met Japan te maken had, japonisme genoemd. De Japanse esthetiek had grote invloed op talloze 19e-eeuwse kunstenaars, ambachtslieden, ontwerpers en fabrikanten.
Japonisme in een kamerjas
In 1873 werd de Japanse zijdehandelaar Shiino Shobey naar de Wereldtentoonstelling in Wenen gestuurd om onderzoek naar de markt te doen. Japan exporteerde bijvoorbeeld al ruwe zijde, maar wilde graag voltooide producten verhandelen omdat die meer opbrachten. Met name gewatteerde dameskamerjassen werden een geliefd exportproduct, gemaakt van fijne zijde met exotisch ogende borduursels, zoals deze. Ze werden alleen geproduceerd voor de westerse markt en niet in Japan zelf gedragen. Het silhouet is de Japanse interpretatie van de heersende westerse mode rond 1880: strakke mouwen, slankere lijn en een kleine sleep. Ook het felle kleurgebruik, garnering en borduurontwerp zijn aangepast aan de westerse smaak. Het borduursel bestaat uit oosters uitziende bloem- en plantmotieven.